Op zo’n duizend kilometer ten noorden van Oslo, op minimaal twee uur varen van het vasteland en nét onder de poolcirkel, ligt Træna. Een kleine eilandengroep die eens per jaar haar rust en stilte inruilt voor drie dagen feest en festival. Opeens is het aantal mensen verachtvoudigd en zijn er meerdere plekken waar je je bier kunt drinken dan enkel dat ene café aan de haven.
Toegegeven: ik weet niet hoe Træna is zonder festival. Hoe het is zonder duizenden mensen die op bergschoenen en in wollen truien en regenjassen over het eiland lopen. Zonder die drie podia en 4000 extra eilandbewoners, gele welkom!-vlaggen en (half in elkaar gezakte) partytenten – want door de altijd harde wind blijft een festivalcamping nét iets minder goed staan. Zonder de rode houten huisjes – waarin zich de wc’s (echte wc’s!) bevinden, zonder festivalrestaurant Fishy Fishy NamNam en zonder avonden gevuld met fijne concerten… Zonder hét hoogtepunt: de zaterdag op Sanna, met het concert in de grot.
Maar ik weet wel dat Træna mét dat alles heel erg mooi is. En fijn, en leuk, en gezellig.
Velkommen til Havfolket! Welkom bij het volk van de zee!
Hoewel er meerdere mogelijkheden zijn om op het eiland te komen, namen wij de boot vanuit Sandnessjøen. Die keuze was simpel, omdat we vanuit Trondheim kwamen en deze route een heel aantal uur in de trein en boot korter was dan het alternatief via Bodø. Hoe dan ook: het kost inderdaad wat moeite om er te komen, dat geeft ook het festival zelf zonder enige moeite toe. “Maar de reis is onderdeel van het avontuur”, staat zelfs op hun website en dat kan ik alleen maar beamen.
Want als na die – toch wel lange – reis opeens de spitse rotsen (die je al zo vaak op foto’s hebt gezien) tevoorschijn komen, dan begint het pas echt. De euforie verspreidt zich over de hele boot, de laatste blikjes bier en cider worden snel leeg gedronken en iedereen kijkt glunderend naar buiten, naar Træna. De boot meert aan, je zoekt (en vindt) je bagage en je wordt hoogstwaarschijnlijk binnen enkele seconden aangesproken door één van de kindjes van het eiland. Die verdienen deze dagen namelijk grof geld door met bolderkar-achtige dingen de bagage van de bezoekers naar het festivalterrein te verplaatsen. “Ze durven echt hoor,” vertelde een jongen op de boot me. “Ze vragen met gemak 600 kronen. En ja, er zijn genoeg mensen die ze dat ervoor geven.” (Ik niet dus.)
De camping bevindt zich – net als het festival zelf – op de ene hoek van het grootste eiland, Husøya. Hoewel er een afgebakend (?) campingterrein is, zet je je tent eigenlijk gewoon midden in de natuur op. Wij kiezen voor een uitzicht op Sanna – en dus die spitse rotsen, nét achter het moerassige gedeelte, maar wel op het mos (zodat we met enkel isolatiematje onder onze slaapzak – tja, zóveel konden we niet mee in het vliegtuig – nog steeds lekker zacht lagen).
Ondanks het feit dat Trænafestivalen zich dus op slechts één punt van eiland van eiland afspeelt, ben je vrij om te lopen waar je wit. Voor een uur of 17.00 is er op het festivalterrein namelijk weinig te beleven en dus is het dan het leukst in het ‘centrum’, rondom de haven. Daar vind je een supermarkt, een festivalmarkt, het café en zelfs een ruimte waar je gebruik kunt maken van een jacuzzi en massage (!), maar ook het dorpsmuseum en natuurlijk de huizen. Onthoud wel dat je direct herkend wordt als vreemdeling en iedereen bewoner een praatje wil maken, maar ach – dat is eigenlijk alleen maar gezellig.
“Træna… Dat is gewoon Træna.”
Hoewel Træna – door GAFFA, het grootste muziektijdschrift van Noorwegen – verkozen is tot festival van het jaar en bovendien tot festival met de enamooiste locatie ter wereld (!) – én het eiland een stuk groter bleek dan ik had verwacht – stelt het festival qua grootte weinig voor. Er is een hoofpodium – Træna Fyr, de Syv Søstre – een tent bestaande uit zeven kleine tentjes, en het tentje van het poppodium van Bodø, Lillekos, waar verrassingsconcerten plaatsvinden. En dan heb je wat eetgelegenheden, een bar en een tent waar non-stop muziek is en je kunt dansen. Maar hé, “klein maar fijn” zeggen ze toch? Dat heeft op Træna in elk geval zeker zijn voordelen: er zijn geen overlappingen in het programma en als je tegen iemand “tot morgen!” zegt, is de kans bijna 100% dat je elkaar de volgende dag inderdaad weer treft.
Trænafestivalen valt in elk geval op geen enkele manier te vergelijken met een ander festival waar ik ben geweest. De combinatie van de natuur, de middernachtzon, wilde bloemen naast je tent, mensen in alle leeftijden – en alle soorten, én muziek is gewoon fantastisch. De focus van het festival ligt niet op één genre, maar wel opvallend is het feit dat het aantal Noorse bands in de meerderheid is. Mijn persoonlijke hoogtepunten waren Highasakite, Bendik, Lamark en (het Deense) Ulige Numre. Maar er speelde meer.
En bovendien geeft Træna haar publiek jaarlijks drie specials: optredens in de plaatselijke kerk, een concert in de grot op Sanna en tot slot een in Petter Dass Kapellet. Helaas heb ik de eerste twee moeten missen, maar Kråkesølv in de kerk schijnt fantastisch te zijn geweest en ook over Susanne Sundfør in Kirkehelleren heb ik niks anders dan lof gehoord. Precies als voor Biosphere in het kapelletje boven op de berg, waar je dus om 3 uur ‘s nachts in het licht naar de middernachtzon kon kijken (als je helaas geen plek meer in de kapel kon vinden).
En dat was Trænafestivalen voor dit jaar. Het enige minpuntje – ik moet natuurlijk wel kritisch blijven – zit zich overigens in het eten op het festivalterrein: ze hebben alleen vis, en walvis. Vegetarische burgers zijn er in de Lillekos-tent, maar slechts in één variant, en vlees is nergens te vinden. Logisch wel – aangezien Træna Noorwegens oudste vissersgebied is, maar toch een beetje vervelend voor de vegetariërs of mensen met visallergie onder ons.
Hoe dan ook: ik weet bij deze wat ik het tweede weekend van juli 2014 doe. Dan reis gewoon weer naar Træna – hoeveel treinen, bussen en boten daar ook aan te pas moeten komen. Zie ik je daar?
Leave a Reply